Brandbare stoffen in het mengsel met zuurstof zijn alleen in een bepaalde mengverhouding ontvlambaar, zodra er een ontstekingsbron aanwezig is. Het vlampunt van een stof en de explosiegrens ervan spelen hierbij een doorslaggevende rol.
Vlampunt
Het vlampunt beschrijft de laagste temperatuur van ontvlambare vloeistoffen waarbij een ontvlambaar damp-luchtmengsel wordt gevormd. Het vlampunt in dit "hybride" mengsel kan daarbij lager zijn dan dit van de afzonderlijke componenten. Bij deze damp-luchtmengsels bepaalt de concentratieverhouding of er al dan niet een explosieve atmosfeer kan ontstaan. Dit beschrijft de explosiegrenzen van afzonderlijke stoffen: elke ontvlambare stof heeft als mengsel met zuurstof een bepaald bereik waarin een explosie kan plaatsvinden. Als de concentratie van de brandbare stof te hoog (rijk mengsel) of te laag (arm mengsel) is, vindt er geen explosie plaats, maar slechts een lokale of geen verbrandingsreactie. Alleen in de ruimte tussen de bovenste (UEL) en onderste (LEL) explosiegrens reageert het mengsel explosief bij ontsteking.
Explosiegrenzen
De explosiegrenzen zijn echter afhankelijk van druk, temperatuur en zuurstofconcentratie. Bovendien zijn er ook chemisch onstabiele stoffen zoals cesium, rubidium of bijv. witte fosfor die alleen ontbranden door contact met zuurstof of lucht; van deze stoffen wordt gezegd dat ze pyrofoor zijn. Hier is speciale zorg vereist. Dit geldt ook voor neergeslagen stof. Hier neemt het risico van zelfontbranding toe met toenemende laagdikte. De isolerende werking van het stof kan warmteophoping veroorzaken, die tot spontane verbranding kan leiden. Informatie over de exacte vlampunten en explosiegrenzen van een stof vindt u in het desbetreffende veiligheidsinformatieblad. Als de vorming van een explosieve atmosfeer mogelijk is, wordt dit in het document aangegeven.